Een deel van de hoogbegaafde kinderen verliest tijdens het onderwijsleerproces zijn of haar motivatie voor school. Niet zelden begint dit probleem al in de basisschool en komt het tijdens het voortgezet onderwijs nog verder tot ontwikkeling.
De meeste kinderen, hoogbegaafd of niet, hebben hoge verwachtingen van het voortgezet onderwijs. Wanneer die verwachtingen niet uitkomen, kan het kind erg teleurgesteld raken. Een hoogbegaafd kind dat zich op de basisschool ernstig verveelde en denkt dat daar nu een eind aan komt, komt nogal eens bedrogen uit. Wanneer de verwachtingen niet uitkomen en de nieuwe school een teleurstelling blijkt te zijn, dan kan de motivatie snel verloren gaan.
Oorzaken motivatieproblemen
De motivatieproblemen die hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs ondervinden kunnen diverse oorzaken hebben.
De oorzaak kan gelegen zijn in:
- de vorm van het onderwijs
- de manier van lesgeven
- de lesinhoud
- de beginsituatie van de leerling
- de wijze waarop de leerling bevestigd wordt
Sommige oorzaken lijken in de leerling gelegen te zijn, maar vinden hun eigenlijke oorzaak toch in het onderwijs. Zo lijken een gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen echt aan de leerling te liggen, maar wanneer de leerling goed onderwijs zou krijgen door docenten die zelf goed gemotiveerd zijn, dan zou die leerling geen gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen ontwikkelen. Wanneer de omgevingsfactoren gunstig zijn, is elke leerling beter in staat om goed te functioneren en te presteren, voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs lijkt dat nog meer op te gaan.
Onderpresteren
Van alle problemen die hoogbegaafde kinderen in het onderwijs ondervinden, is het probleem van het onderpresteren wellicht het meest dramatische. Vanuit het onderpresteren kunnen allerlei andere problemen ontstaan zoals leerachterstanden, een onjuist en/of een negatief zelfbeeld en het kind kan in de vicieuze cirkel van perfectionisme, faalangst en onderpresteren terechtkomen. Daarnaast is het zo dat bijna alle problemen van hoogbegaafde kinderen min of meer onderpresteren tot gevolg zullen hebben.
Demotivatie
Eén van de voornaamste oorzaken waardoor onderpresteren ontstaat is demotivatie van de leerling voor school. Demotivatie ontstaat vooral wanneer de aangeboden leerstof niet aansluit op de leerbehoeften van de leerling. Zowel bij te moeilijke als te gemakkelijke leerstof kan de leerling gedemotiveerd raken. Wanneer de leerstof wel op het juiste niveau is, is het ook nog van belang dat het in een passend tempo wordt aangeboden met niet meer herhalingen en oefeningen dan de leerling nodig heeft.
Wanneer de leerling zijn/haar motivatie voor school verliest kan zich dat op verschillende manieren manifesteren zoals:
- een onverschillige houding tijdens de lessen
- het huiswerk wordt slecht of niet gemaakt
- de resultaten nemen af
- het rapport heeft cijfers die aan de voetbalpool doen denken
- de leerling meldt zich vaak ziek
- de leerling gaat spijbelen
- de leerling vertoont wangedrag op school
- de leerling wil niet meer naar school
Het gevolg van dit alles zal zijn dat de leerling behoorlijk gaat onderpresteren. Van onderpresteren is sprake wanneer een leerling op een lager niveau functioneert en presteert dan je op grond van zijn capaciteiten zou kunnen verwachten.
De leerling kan allerlei redenen hebben om te gaan onderpresteren, maar vrijwel altijd is hierbij sprake van een gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen. Dit is dan niet de oorzaak van het onderpresteren, maar het gevolg van onderwijs dat niet is afgestemd op de capaciteiten van deze leerling.
Het kind kan wel gemotiveerd zijn voor het behalen van een diploma, maar mist de motivatie en het doorzettingsvermogen om al die stappen te ondernemen die nodig zijn om dat diploma te behalen. Bij andere activiteiten kan het kind wel heel gemotiveerd zijn en over veel doorzettingsvermogen beschikken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die topsport bedrijven of op hoog niveau een muziekinstrument bespelen.
Demotivatie door dyslexie
Kinderen met leerproblemen zoals dyslexie, dysorthografie en dyscalculie kunnen de motivatie voor het onderwijs verliezen. Een hoogbegaafd kind kan problemen op dit gebied behoorlijk verbloemen, vooral op de basisschool en dan wordt niet opgemerkt dat het om bijvoorbeeld dyslexie gaat.
Eenmaal op het voortgezet onderwijs wordt de leerling met meerdere vreemde talen geconfronteerd, nu kan het de dyslexie niet goed meer verbloemen, hoewel het nog lang niet altijd herkend wordt. Dyslexie beïnvloedt niet alleen de resultaten met taal, maar heeft ook invloed op alle andere vakken omdat erbij gelezen en geschreven moet worden. Men veronderstelt dat het kind z’n best doet, maar het niet beter kan of dat het wel beter kan maar gewoon niet voldoende studeert.
Het kind weet zelf natuurlijk ook niet dat het b.v. door dyslexie komt dat het zo’n moeite heeft met de talen. Er wordt dikwijls voor een lagere vorm van voortgezet onderwijs gekozen dan bij de capaciteiten van dit kind past. Dat dit kind z’n motivatie verliest is in feite logisch.
Dat de leerling zijn of haar motivatie verliest is dikwijls direct het gevolg van verveling. De leerstof wordt in een te traag tempo behandeld en bevat voor deze leerling te veel herhalingen. Door de verveling verliest de leerling z’n interesse, concentratie en motivatie en gaat zitten dagdromen. Het gevolg hiervan kan zijn dat er hiaten ontstaan in de kennis van de leerling. Door deze hiaten zijn de docenten weer minder gemotiveerd om een plan van aanpak te maken.
Gebrek aan zielsverwanten voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs
De leerling verliest niet zelden zijn of haar motivatie voor het onderwijs omdat het op school een gebrek aan zielsverwanten ervaart. Op de basisschool had dit kind over het algemeen al een groot gebrek aan ontwikkelingsgelijken. In het voortgezet onderwijs is dit probleem niet gelijk opgelost.
Voor hoogbegaafde kinderen kan het erg moeilijk zijn om zich te spiegelen aan leeftijd- of klasgenoten. Voor een goede sociale en emotionele ontwikkeling is dit echter wel van belang. Het kind kan ervaren dat het anders is dan andere kinderen.
Wanneer het zich probeert aan te passen aan de andere kinderen, kan hij/zij de plank misslaan omdat hij/zij zich niet goed in kan leven in het gedachtegoed van de meeste andere leeftijd- of klasgenoten.
Het hoogbegaafde kind denkt op een andere manier, maakt grotere denksprongen en ziet eerder de oplossing voor een bepaald probleem. Het komt ook voor dat het kind de oplossing voor een probleem ziet waar niemand zelfs het probleem nog maar ziet.
Anders dan anderen
Een hoogbegaafd kind houdt zich dikwijls bezig met allerlei levens- en zingevingvragen waar leeftijdgenoten niet in geïnteresseerd zijn. Dit alles maakt het voor het hoogbegaafde kind moeilijk om net zo gemakkelijk als andere kinderen vrienden te maken. Gebrek aan vriendschap of het gevoel in een isolement te verkeren kan de leerling demotiveren.
Het anders zijn en het gebrek aan ontwikkelingsgelijken kan een hoogbegaafd kind gevoelens van eenzaamheid bezorgen. Niet zelden is zijn gedrag of persoon aanleiding voor pesterijen door klasgenoten. Ook kan de klas besluiten dit vreemde kind te negeren, wat overigens hetzelfde is als pesten. Wanneer het kind zich erg eenzaam voelt en/of veel gepest wordt, kan hij/zij niet alleen de motivatie voor school verliezen, maar zelfs de motivatie om te leven.
Oplossing voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs
De oplossing voor het motivatieprobleem is in de diverse oorzaken gelegen. Door de oorzaak weg te nemen zou het probleem moeten verdwijnen. Zo gemakkelijk ligt het helaas niet. De genoemde oorzaken moeten wel erkend worden als oorzaken, anders is de school, maar ook de leerling, niet geneigd iets te ondernemen.
Een leerling die zich verveelt heeft extra leerstof nodig of moet misschien zelfs een jaar versnellen. Wanneer de school vindt dat alle leerlingen dezelfde leerstof moeten verwerken in hetzelfde tempo, dan zal de school voor de leerling met een motivatieprobleem dat is ontstaan door verveling niets kunnen of willen doen. Om dan toch goed te blijven presteren zal de leerling de motivatie helemaal uit zichzelf moeten halen. Een flink portie doorzettingsvermogen is daarbij onontbeerlijk.
Voor hoogbegaafde kinderen is het doorgaans af te raden om ze in een heterogene brugklas te plaatsen. Over het algemeen zijn ze het beste af op een Gymnasium of op de VWO-afdeling van een scholengemeenschap. Dan kunnen ze van meet af aan op dit niveau onderwijs krijgen en ook op dit niveau getoetst worden.
In een heterogene groep kan de onderpresteerder naar hartelust verder gaan met onderpresteren en toch relatief goede resultaten behalen. Wanneer VWO en HAVO en/of VMBO bij elkaar in één groep zitten, zal dat tot gevolg hebben dat de VWO- leerling zich nauwelijks in hoeft te spannen terwijl het voor de HAVO of VMBO-leerling kan betekenen dat hij/zij op z’n tenen moet lopen. Voor beiden kan het betekenen dat zij hun motivatie verliezen. De toetsen worden of op verschillend niveau gegeven of op verschillend niveau beoordeeld. De leerling krijgt dan 2 of 3 cijfers voor de toets. Een repetitie kan op dezelfde manier gemaakt, een 8 op VMBO-niveau opleveren en een 6 op VWO-niveau. De onderpresteerder kan dan tevreden zijn met de 8 en past zijn studieactiviteiten daarop aan. Het gevolg kan zijn dat de leerling steeds lagere cijfers haalt en uiteindelijk afziet van het VWO en kiest voor HAVO of VMBO. De docenten kijken toch vooral naar de cijfers en bepalen aan de hand daarvan naar welke tweede klas de leerling het beste kan gaan.
Wanneer een leerling zijn/haar motivatie verliest vanwege leerproblemen, zullen die leerproblemen eerst aangepakt moeten worden. Niet altijd is duidelijk dat het om een leerprobleem gaat en dan zal men dus bewust moeten zoeken naar het probleem.
Wanneer de leerling niet beschikt over goede studievaardigheden kan het al in het eerste jaar op het Voortgezet Onderwijs hierdoor moeilijkheden ondervinden. Een kind dat op de basisschool niet geleerd heeft om zich ergens voor in te spannen, kan ook al snel vastlopen. Het niet te hebben geleerd te leren kan een leerling flink opbreken.
Daarnaast kan de leerling het opgeven van huiswerk opvatten als terreur van de school. De leerling is niet gemotiveerd te studeren, ook al omdat hij niet weet hoe hij moet studeren. Door tegenvallende studieresultaten moet de leerling dan van VWO naar HAVO afstromen en later eventueel naar VMBO. Een deel van de hoogbegaafde leerlingen gaat zelfs zonder diploma van school.
Kinderen die wel hebben geleerd hoe ze moeten leren, zijn dikwijls in staat om de basisvorming in 2 jaar af te ronden. Toch zijn er maar weinig scholen die deze mogelijkheid open houden. Voor nogal wat hoogbegaafde kinderen lijkt ook het VWO in een te traag tempo te gaan. Het kind kan z’n belangstelling en motivatie op die manier alsnog verliezen. Om de aandacht en motivatie vast te houden is het wenselijk om deze leerlingen extra leerstof aan te bieden, dan wel het tempo op te voeren. Sommige scholen hebben een VWO+ klas. In deze klas gaan de kinderen in een versneld tempo door de leerstof heen en in de vrij gekomen tijd komen er onderwerpen en vakken aan de orde die niet op het reguliere rooster staan.
Sommige scholen stellen leerlingen in staat tot het maken van werkstukken die vakoverstijgend zijn. De diverse vakken worden met elkaar geïntegreerd en de werkstukken worden dan door diverse docenten beoordeeld.
De beoordeling van de extra leerstof moet overigens altijd aan van tevoren vast te stellen criteria voldoen en ook op het rapport moet er melding van gemaakt worden. Wanneer het maken van extra leerstof vrijblijvend is, zullen maar weinig leerlingen gemotiveerd blijven om dit te doen. De resultaten moeten meetellen en serieus beoordeeld worden. Wanneer men dit achterwege laat, zal de leerling gedemotiveerd raken voor het maken van wat “extra leerstof” genoemd wordt.
Oorsprong problemen in het basisonderwijs
Veel van de problemen die hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs ondervinden, vinden hun oorsprong in de basisschool. Een kind dat 8 jaar “vakantie” heeft kunnen houden, zal allicht protesteren wanneer er nu opeens gewerkt moet worden.
Een kind dat altijd iets voor zichzelf mocht doen wanneer hij klaar was, zal maar een korte spanningsboog hebben. Wanneer iedereen een half uur nodig heeft voor een bepaalde opdracht en dit kind is in 15 minuten klaar, dan kan hij ook niet veel langer geconcentreerd blijven dan die 15 minuten.
Een leerling die alles altijd heel gemakkelijk vond kan flink schrikken wanneer hij nu opeens iets niet gelijk begrijpt. Deze leerling heeft nooit echt zijn best hoeven te doen om iets onder de knie te krijgen, nu kan het kind behoorlijk aan zichzelf gaan twijfelen. Het zelfbeeld zoals het kind dat had opgebouwd, lijkt niet meer te kloppen.
Veel van de motivatieproblemen kunnen verholpen worden door de leerstof aan te passen. De leerling in zijn eigen, snelle tempo laten werken helpt ook. Het aangeven van het leerdoel bevordert het effectief leren. Wanneer de leerling vooruit loopt met de leerstof, zou hij/zij de toets moeten kunnen maken op het moment dat hij/zij daaraan toe is. Als een leerling moet wachten totdat ook de rest van de klas aan de toets toe is, dan betekent dit dat hij/zij het hoofdstuk nog eens door moet nemen wanneer de repetitie op het rooster staat. Dit bevordert de motivatie niet.
Het is belangrijk dat de leerling competent verklaard wordt. Niet alleen wanneer alles goed gaat, maar vooral ook wanneer de resultaten tegenvallen. Wanneer de leerling dan te horen krijgt dat het VWO toch te hoog gegrepen is, dan kan de leerling gaan twijfelen aan de eigen vermogens en de motivatie helemaal verliezen. Wanneer de docenten de leerling positief bevestigen, en bereid zijn alternatieve toetsen af te nemen bij tegenvallende resultaten en de leerling niet af te rekenen op elke onvoldoende, kan de leerling meer gemotiveerd raken om toch door te zetten, ook wanneer het niet zo gemakkelijk gaat als gedacht.
Samengevat
Samengevat kan gesteld worden dat een deel van de hoogbegaafde kinderen problemen ondervinden in het Voortgezet Onderwijs. Het grootste probleem lijkt het onderpresteren te zijn, dat vaak voortkomt uit een gebrek aan motivatie.
De oorzaak van de problemen lijkt grotendeels in de leerstof en de wijze van lesgeven te liggen. Een ander probleem voor hoogbegaafde leerlingen is het gebrek aan omgang met ontwikkelingsgelijken. Dit kan gevoelens van eenzaamheid opleveren. Het kind vervreemdt van de groep en van zichzelf.
De meeste problemen kunnen grotendeels voorkomen worden of goeddeels opgelost worden door de leerling de mogelijkheid te bieden om in zijn eigen tempo te werken, op zijn eigen niveau in samenwerking met ontwikkelingsgelijken.
Het is niet redelijk om van een middelbare school te verwachten dat zij een hoogbegaafde onderpresterende gedemotiveerde leerling gelijk op de rails kunnen krijgen. Om deze leerlingen wel te kunnen helpen is het noodzakelijk dat de docenten zich in het fenomeen hoogbegaafdheid verdiepen en dat zij hun lessen ook voor deze groep leerlingen interessant maken.
Het is ook niet redelijk om van hoogbegaafde leerlingen die op de basisschool nooit hebben geleerd hoe ze moeten leren, te verwachten dat ze op het voortgezet onderwijs opeens wel weten hoe ze moeten leren.