Wanneer je kind uiteindelijk de diagnose ‘autisme’ krijgt, weet je zelf waarschijnlijk al heel lang dat er iets met jouw kind aan de hand is. Het krijgen van een diagnose kan enerzijds een opluchting zijn (zie je wel dat er iets aan de hand is met mijn kind?), maar het kan ook heel confronterend zijn. Afhankelijk van de vorm van autisme zullen er dingen voor school moeten worden geregeld en kan het zelfs zo zijn dat jouw kind naar een andere school wordt doorverwezen. Maar ook thuis kun je één en ander aanpassen, zodat jouw kind meer ontspannen de dag doorkomt. [Lees meer…] overEen kind met autisme
Hoogbegaafdheid bij kinderen
Wat is hoogbegaafdheid?
Er zijn verschillende definities over hoogbegaafdheid, maar er is er geen een die alles omvat. Heel kort door de bocht komt het erop neer dat een kind hoogbegaafd is als zijn of haar kunnen aanzienlijk hoger ligt dan bij leeftijdgenoten. Als hij opvallend intelligenter en gemotiveerder is en over een hogere mate van creativiteit beschikt in vergelijking met zijn leeftijdgenoten. Hoogbegaafden hebben een IQ van boven de 130, maar er moet ook gekeken worden naar hun creativiteit en de mate van volharding om te kunnen bepalen of ze werkelijk hoogbegaafd zijn. In dit artikel lees je meer over hoogbegaafdheid bij kinderen.
Waaraan kun je hoogbegaafdheid bij kinderen herkennen?
Als het vermoeden hebt dat je kind hoogbegaafd is wil je vast een bevestiging, zodat je jouw kind kunt steunen en begeleiden waar dit ook maar mogelijk is. Er zijn geen twee kinderen op de wereld volledig identiek van elkaar, voor hoogbegaafde kinderen geldt dit natuurlijk net zo goed.
Toch zijn er zeker een aantal opvallende kenmerken te benoemen waar je begaafde kinderen aan kunt herkennen. Als je een ruim aantal van de onderstaande punten in je kind herkent dan is de kans zeker aanwezig dat hij of zij hoogbegaafd is.
-
- Ongewone alertheid en een opvallend goed geheugen.
-
- Ongebruikelijk grote woordenschat en gebruik van complexe zinsopbouw vergeleken met leeftijdsgenoten.
-
- Hoog begrip van woordgebruik, metaforen en theoretische ideeën.
-
- Werkt graag aan het oplossen van puzzels, cijfercombinaties, etc.
-
- Lees- en schrijfvaardigheden als kleuter zelf aangeleerd.
-
- Hoge sensitiviteit, ervaren gevoelens en reacties intens.
-
- Complex denkvermogen, abstract en logisch.
-
- Gevoel van gerechtigheid en idealisme is op vroege leeftijd al ontwikkeld.
-
- Houdt zich bezig met sociale en politieke problemen en kan niet tegen onrecht.
-
- Kan langer dan gemiddeld de aandacht vasthouden, intensieve concentratie.
-
- Zit vaak in zijn of haar eigen gedachten, is een dagdromer.
-
- Leert basisvaardigheden snel, zonder veel oefening.
-
- Vraagt anderen om vragen te stellen.
-
- Veel interesses of een extreme focus in een bepaald gebied.
-
- Hoogontwikkelde nieuwsgierigheid.
-
- Interesse om te experimenteren en dingen anders te doen.
-
- Uniek gevoel voor humor.
- Levendige verbeelding en denkbeeldige vriendjes rond de kleutertijd.
Hoogbegaafd kind – en nu?
Herken je jouw zoon of dochter in bovenstaande punten, hoe moet het dan verder?
Hoogbegaafde onderzoekers, psychologen en experts hebben verschillende onderzoeken bedacht om te achterhalen of een kind hoogbegaafd is of niet. Ouders en verzorgenden lopen dan ook vaak rond met vergelijkbare vragen:
Heeft mijn kind de kenmerken/eigenschappen van begaafdheid?
Zijn er specifieke gradaties van begaafdheid?
Moet mijn kind een IQ test doen om te bepalen of hij of zijn hoogbegaafd is?
De belangrijkste reden om de vermoedelijke hoogbegaafdheid van je kind te laten onderzoeken is als er specifieke problemen zijn die aangepakt dienen te worden.
Problemen die vaak voorkomen bij hoogbegaafde kinderen zijn:
- Geen of weinig vrienden hebben, je kind kan geen aansluiting vinden bij leeftijdgenoten.
- Vaak op onbegrip stuiten.
- Botsen met leerkrachten en andere gezaghebbers.
- Het nut niet inzien van bepaalde werkzaamheden of opdrachten.
Niet naar school willen is het meest voorkomende probleem bij hoogbegaafdheid bij kinderen. Dat kan zijn omdat ze daar niet op hun plek zijn, het niveau te laag is, ze geen uitdaging zien in wat ze moeten doen, het ronduit saai vinden of om een van de eerder genoemde redenen.
Belangrijk is dan dat de leerkracht het probleem inziet. Het in een sneller tempo doorlopen van de lesstof zou wellicht kunnen helpen. Het blijkt in de praktijk vaak lastig voor scholen om een programma aan te bieden aan hoogbegaafde kinderen.
Het kan ook zijn dat een kind juist onder zijn niveau presteert en het op school helemaal niet toont dat het zo veel weet en kan. Een kind met een gecompliceerde denkwijze wordt niet altijd gezien.
Hoog sensitief
Hoogbegaafde kinderen zijn veelal ook hoog gevoelig ofwel hoog sensitief.
De meest opvallende kenmerken van hoge sensitiviteit zijn:
- Snel last hebben van drukte, voelt zich niet prettig in mensenmassa’s.
- Overgevoelig voor licht en geluid, irriteert zich snel aan geluiden.
- Herkent specifiek gedrag van anderen snel, kan snel inschatten wat een ander gaat doen of zeggen.
Hoogbegaafde kinderen die tevens hoog sensitief zijn vaak sterk ontwikkeld in hun emoties. Het is dan ook van belang dat je hoog gevoelige kind zich niet alleen gaat concentreren op zijn intelligentie door theoretisch veel stof tot zich te nemen, maar dat er juist veel aandacht wordt besteed aan de sociaal emotionele ontwikkeling.
Hoogbegaafdheid bij kinderen: wat kun je doen als ouders?
Vaak ken je als ouder je kind het beste, het laat thuis vermoedelijk sneller zijn kwetsbare kant zien dan op school. Wees als ouder niet bang dat anderen denken dat je aan hoogmoed lijdt, maar kijk naar wat in het belang van je kind het beste is dat je kunt doen.
We geven je enkele tips.
Zorg dat je kind zich mag uiten, laat het vragen stellen en wanneer je de antwoorden niet weet geef dat dan eerlijk toe. Zoek samen naar mogelijkheden om de antwoorden wel te vinden. Bekritiseer zijn angsten of emoties niet. Dit alles lijdt sneller tot een wederzijds begrip. Zoek naar mogelijkheden voor je kind om in contact te komen met andere hoogbegaafde kinderen. Laat hem of haar naar activiteiten gaan waar kinderen met dezelfde interesses op af komen. Via het internet zijn er diverse organisaties te vinden die activiteiten organiseren voor hoogbegaafde kinderen en hun ouders.
Hoogbegaafdheid bij kinderen kun je laten onderzoeken. Een intelligentie-onderzoek kan verlichting geven, maar denk hier goed over na. Laat je kind niet zomaar testen. Wat voorop moet staan is wat in het belang van het kind is. Vrees niet voor een label hoogbegaafd als er duidelijk problemen zijn die erop wijzen dat ze weleens te maken kunnen hebben met de hoge intelligentie van je kind. Ga voor een intelligentie-onderzoek naar een professionele instantie die werkt met deskundigen op het gebied van hoogbegaafdheid.
Na zo’n onderzoek krijgen jij en je kind een duidelijker beeld van wat er allemaal mogelijk is, bij probleemgedrag kunnen de oorzaken misschien achterhaald worden en heeft je kind een leidraad om de juiste keuzes te kunnen maken.
Je kind zal beter in zijn vel gaan zitten, wat bijdraagt aan meer zelfvertrouwen, een stukje rust brengt en begrip bij derden kan bewerkstelligen.
Onderkenning van jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong
Net als bij alle kinderen kan er in de eerste levensjaren ook met hoogbegaafde kinderen al erg veel misgaan. Veel problemen die later optreden vinden hier hun oorsprong. Dikwijls gaat alles goed tot aan het moment waarop het kind naar de peuterspeelzaal of naar de basisschool gaat.
[Lees meer…] overOnderkenning van jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprongMotivatieproblemen van hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs
Een deel van de hoogbegaafde kinderen verliest tijdens het onderwijsleerproces zijn of haar motivatie voor school. Niet zelden begint dit probleem al in de basisschool en komt het tijdens het voortgezet onderwijs nog verder tot ontwikkeling.
De meeste kinderen, hoogbegaafd of niet, hebben hoge verwachtingen van het voortgezet onderwijs. Wanneer die verwachtingen niet uitkomen, kan het kind erg teleurgesteld raken. Een hoogbegaafd kind dat zich op de basisschool ernstig verveelde en denkt dat daar nu een eind aan komt, komt nogal eens bedrogen uit. Wanneer de verwachtingen niet uitkomen en de nieuwe school een teleurstelling blijkt te zijn, dan kan de motivatie snel verloren gaan.
Oorzaken motivatieproblemen
De motivatieproblemen die hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs ondervinden kunnen diverse oorzaken hebben.
De oorzaak kan gelegen zijn in:
- de vorm van het onderwijs
- de manier van lesgeven
- de lesinhoud
- de beginsituatie van de leerling
- de wijze waarop de leerling bevestigd wordt
Sommige oorzaken lijken in de leerling gelegen te zijn, maar vinden hun eigenlijke oorzaak toch in het onderwijs. Zo lijken een gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen echt aan de leerling te liggen, maar wanneer de leerling goed onderwijs zou krijgen door docenten die zelf goed gemotiveerd zijn, dan zou die leerling geen gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen ontwikkelen. Wanneer de omgevingsfactoren gunstig zijn, is elke leerling beter in staat om goed te functioneren en te presteren, voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs lijkt dat nog meer op te gaan.
Onderpresteren
Van alle problemen die hoogbegaafde kinderen in het onderwijs ondervinden, is het probleem van het onderpresteren wellicht het meest dramatische. Vanuit het onderpresteren kunnen allerlei andere problemen ontstaan zoals leerachterstanden, een onjuist en/of een negatief zelfbeeld en het kind kan in de vicieuze cirkel van perfectionisme, faalangst en onderpresteren terechtkomen. Daarnaast is het zo dat bijna alle problemen van hoogbegaafde kinderen min of meer onderpresteren tot gevolg zullen hebben.
Demotivatie
Eén van de voornaamste oorzaken waardoor onderpresteren ontstaat is demotivatie van de leerling voor school. Demotivatie ontstaat vooral wanneer de aangeboden leerstof niet aansluit op de leerbehoeften van de leerling. Zowel bij te moeilijke als te gemakkelijke leerstof kan de leerling gedemotiveerd raken. Wanneer de leerstof wel op het juiste niveau is, is het ook nog van belang dat het in een passend tempo wordt aangeboden met niet meer herhalingen en oefeningen dan de leerling nodig heeft.
Wanneer de leerling zijn/haar motivatie voor school verliest kan zich dat op verschillende manieren manifesteren zoals:
- een onverschillige houding tijdens de lessen
- het huiswerk wordt slecht of niet gemaakt
- de resultaten nemen af
- het rapport heeft cijfers die aan de voetbalpool doen denken
- de leerling meldt zich vaak ziek
- de leerling gaat spijbelen
- de leerling vertoont wangedrag op school
- de leerling wil niet meer naar school
Het gevolg van dit alles zal zijn dat de leerling behoorlijk gaat onderpresteren. Van onderpresteren is sprake wanneer een leerling op een lager niveau functioneert en presteert dan je op grond van zijn capaciteiten zou kunnen verwachten.
De leerling kan allerlei redenen hebben om te gaan onderpresteren, maar vrijwel altijd is hierbij sprake van een gebrek aan motivatie en doorzettingsvermogen. Dit is dan niet de oorzaak van het onderpresteren, maar het gevolg van onderwijs dat niet is afgestemd op de capaciteiten van deze leerling.
Het kind kan wel gemotiveerd zijn voor het behalen van een diploma, maar mist de motivatie en het doorzettingsvermogen om al die stappen te ondernemen die nodig zijn om dat diploma te behalen. Bij andere activiteiten kan het kind wel heel gemotiveerd zijn en over veel doorzettingsvermogen beschikken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die topsport bedrijven of op hoog niveau een muziekinstrument bespelen.
Demotivatie door dyslexie
Kinderen met leerproblemen zoals dyslexie, dysorthografie en dyscalculie kunnen de motivatie voor het onderwijs verliezen. Een hoogbegaafd kind kan problemen op dit gebied behoorlijk verbloemen, vooral op de basisschool en dan wordt niet opgemerkt dat het om bijvoorbeeld dyslexie gaat.
Eenmaal op het voortgezet onderwijs wordt de leerling met meerdere vreemde talen geconfronteerd, nu kan het de dyslexie niet goed meer verbloemen, hoewel het nog lang niet altijd herkend wordt. Dyslexie beïnvloedt niet alleen de resultaten met taal, maar heeft ook invloed op alle andere vakken omdat erbij gelezen en geschreven moet worden. Men veronderstelt dat het kind z’n best doet, maar het niet beter kan of dat het wel beter kan maar gewoon niet voldoende studeert.
Het kind weet zelf natuurlijk ook niet dat het b.v. door dyslexie komt dat het zo’n moeite heeft met de talen. Er wordt dikwijls voor een lagere vorm van voortgezet onderwijs gekozen dan bij de capaciteiten van dit kind past. Dat dit kind z’n motivatie verliest is in feite logisch.
Dat de leerling zijn of haar motivatie verliest is dikwijls direct het gevolg van verveling. De leerstof wordt in een te traag tempo behandeld en bevat voor deze leerling te veel herhalingen. Door de verveling verliest de leerling z’n interesse, concentratie en motivatie en gaat zitten dagdromen. Het gevolg hiervan kan zijn dat er hiaten ontstaan in de kennis van de leerling. Door deze hiaten zijn de docenten weer minder gemotiveerd om een plan van aanpak te maken.
Gebrek aan zielsverwanten voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs
De leerling verliest niet zelden zijn of haar motivatie voor het onderwijs omdat het op school een gebrek aan zielsverwanten ervaart. Op de basisschool had dit kind over het algemeen al een groot gebrek aan ontwikkelingsgelijken. In het voortgezet onderwijs is dit probleem niet gelijk opgelost.
Voor hoogbegaafde kinderen kan het erg moeilijk zijn om zich te spiegelen aan leeftijd- of klasgenoten. Voor een goede sociale en emotionele ontwikkeling is dit echter wel van belang. Het kind kan ervaren dat het anders is dan andere kinderen.
Wanneer het zich probeert aan te passen aan de andere kinderen, kan hij/zij de plank misslaan omdat hij/zij zich niet goed in kan leven in het gedachtegoed van de meeste andere leeftijd- of klasgenoten.
Het hoogbegaafde kind denkt op een andere manier, maakt grotere denksprongen en ziet eerder de oplossing voor een bepaald probleem. Het komt ook voor dat het kind de oplossing voor een probleem ziet waar niemand zelfs het probleem nog maar ziet.
Anders dan anderen
Een hoogbegaafd kind houdt zich dikwijls bezig met allerlei levens- en zingevingvragen waar leeftijdgenoten niet in geïnteresseerd zijn. Dit alles maakt het voor het hoogbegaafde kind moeilijk om net zo gemakkelijk als andere kinderen vrienden te maken. Gebrek aan vriendschap of het gevoel in een isolement te verkeren kan de leerling demotiveren.
Het anders zijn en het gebrek aan ontwikkelingsgelijken kan een hoogbegaafd kind gevoelens van eenzaamheid bezorgen. Niet zelden is zijn gedrag of persoon aanleiding voor pesterijen door klasgenoten. Ook kan de klas besluiten dit vreemde kind te negeren, wat overigens hetzelfde is als pesten. Wanneer het kind zich erg eenzaam voelt en/of veel gepest wordt, kan hij/zij niet alleen de motivatie voor school verliezen, maar zelfs de motivatie om te leven.
Oplossing voor hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs
De oplossing voor het motivatieprobleem is in de diverse oorzaken gelegen. Door de oorzaak weg te nemen zou het probleem moeten verdwijnen. Zo gemakkelijk ligt het helaas niet. De genoemde oorzaken moeten wel erkend worden als oorzaken, anders is de school, maar ook de leerling, niet geneigd iets te ondernemen.
Een leerling die zich verveelt heeft extra leerstof nodig of moet misschien zelfs een jaar versnellen. Wanneer de school vindt dat alle leerlingen dezelfde leerstof moeten verwerken in hetzelfde tempo, dan zal de school voor de leerling met een motivatieprobleem dat is ontstaan door verveling niets kunnen of willen doen. Om dan toch goed te blijven presteren zal de leerling de motivatie helemaal uit zichzelf moeten halen. Een flink portie doorzettingsvermogen is daarbij onontbeerlijk.
Voor hoogbegaafde kinderen is het doorgaans af te raden om ze in een heterogene brugklas te plaatsen. Over het algemeen zijn ze het beste af op een Gymnasium of op de VWO-afdeling van een scholengemeenschap. Dan kunnen ze van meet af aan op dit niveau onderwijs krijgen en ook op dit niveau getoetst worden.
In een heterogene groep kan de onderpresteerder naar hartelust verder gaan met onderpresteren en toch relatief goede resultaten behalen. Wanneer VWO en HAVO en/of VMBO bij elkaar in één groep zitten, zal dat tot gevolg hebben dat de VWO- leerling zich nauwelijks in hoeft te spannen terwijl het voor de HAVO of VMBO-leerling kan betekenen dat hij/zij op z’n tenen moet lopen. Voor beiden kan het betekenen dat zij hun motivatie verliezen. De toetsen worden of op verschillend niveau gegeven of op verschillend niveau beoordeeld. De leerling krijgt dan 2 of 3 cijfers voor de toets. Een repetitie kan op dezelfde manier gemaakt, een 8 op VMBO-niveau opleveren en een 6 op VWO-niveau. De onderpresteerder kan dan tevreden zijn met de 8 en past zijn studieactiviteiten daarop aan. Het gevolg kan zijn dat de leerling steeds lagere cijfers haalt en uiteindelijk afziet van het VWO en kiest voor HAVO of VMBO. De docenten kijken toch vooral naar de cijfers en bepalen aan de hand daarvan naar welke tweede klas de leerling het beste kan gaan.
Wanneer een leerling zijn/haar motivatie verliest vanwege leerproblemen, zullen die leerproblemen eerst aangepakt moeten worden. Niet altijd is duidelijk dat het om een leerprobleem gaat en dan zal men dus bewust moeten zoeken naar het probleem.
Wanneer de leerling niet beschikt over goede studievaardigheden kan het al in het eerste jaar op het Voortgezet Onderwijs hierdoor moeilijkheden ondervinden. Een kind dat op de basisschool niet geleerd heeft om zich ergens voor in te spannen, kan ook al snel vastlopen. Het niet te hebben geleerd te leren kan een leerling flink opbreken.
Daarnaast kan de leerling het opgeven van huiswerk opvatten als terreur van de school. De leerling is niet gemotiveerd te studeren, ook al omdat hij niet weet hoe hij moet studeren. Door tegenvallende studieresultaten moet de leerling dan van VWO naar HAVO afstromen en later eventueel naar VMBO. Een deel van de hoogbegaafde leerlingen gaat zelfs zonder diploma van school.
Kinderen die wel hebben geleerd hoe ze moeten leren, zijn dikwijls in staat om de basisvorming in 2 jaar af te ronden. Toch zijn er maar weinig scholen die deze mogelijkheid open houden. Voor nogal wat hoogbegaafde kinderen lijkt ook het VWO in een te traag tempo te gaan. Het kind kan z’n belangstelling en motivatie op die manier alsnog verliezen. Om de aandacht en motivatie vast te houden is het wenselijk om deze leerlingen extra leerstof aan te bieden, dan wel het tempo op te voeren. Sommige scholen hebben een VWO+ klas. In deze klas gaan de kinderen in een versneld tempo door de leerstof heen en in de vrij gekomen tijd komen er onderwerpen en vakken aan de orde die niet op het reguliere rooster staan.
Sommige scholen stellen leerlingen in staat tot het maken van werkstukken die vakoverstijgend zijn. De diverse vakken worden met elkaar geïntegreerd en de werkstukken worden dan door diverse docenten beoordeeld.
De beoordeling van de extra leerstof moet overigens altijd aan van tevoren vast te stellen criteria voldoen en ook op het rapport moet er melding van gemaakt worden. Wanneer het maken van extra leerstof vrijblijvend is, zullen maar weinig leerlingen gemotiveerd blijven om dit te doen. De resultaten moeten meetellen en serieus beoordeeld worden. Wanneer men dit achterwege laat, zal de leerling gedemotiveerd raken voor het maken van wat “extra leerstof” genoemd wordt.
Oorsprong problemen in het basisonderwijs
Veel van de problemen die hoogbegaafde kinderen in het Voortgezet Onderwijs ondervinden, vinden hun oorsprong in de basisschool. Een kind dat 8 jaar “vakantie” heeft kunnen houden, zal allicht protesteren wanneer er nu opeens gewerkt moet worden.
Een kind dat altijd iets voor zichzelf mocht doen wanneer hij klaar was, zal maar een korte spanningsboog hebben. Wanneer iedereen een half uur nodig heeft voor een bepaalde opdracht en dit kind is in 15 minuten klaar, dan kan hij ook niet veel langer geconcentreerd blijven dan die 15 minuten.
Een leerling die alles altijd heel gemakkelijk vond kan flink schrikken wanneer hij nu opeens iets niet gelijk begrijpt. Deze leerling heeft nooit echt zijn best hoeven te doen om iets onder de knie te krijgen, nu kan het kind behoorlijk aan zichzelf gaan twijfelen. Het zelfbeeld zoals het kind dat had opgebouwd, lijkt niet meer te kloppen.
Veel van de motivatieproblemen kunnen verholpen worden door de leerstof aan te passen. De leerling in zijn eigen, snelle tempo laten werken helpt ook. Het aangeven van het leerdoel bevordert het effectief leren. Wanneer de leerling vooruit loopt met de leerstof, zou hij/zij de toets moeten kunnen maken op het moment dat hij/zij daaraan toe is. Als een leerling moet wachten totdat ook de rest van de klas aan de toets toe is, dan betekent dit dat hij/zij het hoofdstuk nog eens door moet nemen wanneer de repetitie op het rooster staat. Dit bevordert de motivatie niet.
Het is belangrijk dat de leerling competent verklaard wordt. Niet alleen wanneer alles goed gaat, maar vooral ook wanneer de resultaten tegenvallen. Wanneer de leerling dan te horen krijgt dat het VWO toch te hoog gegrepen is, dan kan de leerling gaan twijfelen aan de eigen vermogens en de motivatie helemaal verliezen. Wanneer de docenten de leerling positief bevestigen, en bereid zijn alternatieve toetsen af te nemen bij tegenvallende resultaten en de leerling niet af te rekenen op elke onvoldoende, kan de leerling meer gemotiveerd raken om toch door te zetten, ook wanneer het niet zo gemakkelijk gaat als gedacht.
Samengevat
Samengevat kan gesteld worden dat een deel van de hoogbegaafde kinderen problemen ondervinden in het Voortgezet Onderwijs. Het grootste probleem lijkt het onderpresteren te zijn, dat vaak voortkomt uit een gebrek aan motivatie.
De oorzaak van de problemen lijkt grotendeels in de leerstof en de wijze van lesgeven te liggen. Een ander probleem voor hoogbegaafde leerlingen is het gebrek aan omgang met ontwikkelingsgelijken. Dit kan gevoelens van eenzaamheid opleveren. Het kind vervreemdt van de groep en van zichzelf.
De meeste problemen kunnen grotendeels voorkomen worden of goeddeels opgelost worden door de leerling de mogelijkheid te bieden om in zijn eigen tempo te werken, op zijn eigen niveau in samenwerking met ontwikkelingsgelijken.
Het is niet redelijk om van een middelbare school te verwachten dat zij een hoogbegaafde onderpresterende gedemotiveerde leerling gelijk op de rails kunnen krijgen. Om deze leerlingen wel te kunnen helpen is het noodzakelijk dat de docenten zich in het fenomeen hoogbegaafdheid verdiepen en dat zij hun lessen ook voor deze groep leerlingen interessant maken.
Het is ook niet redelijk om van hoogbegaafde leerlingen die op de basisschool nooit hebben geleerd hoe ze moeten leren, te verwachten dat ze op het voortgezet onderwijs opeens wel weten hoe ze moeten leren.
Een heuptasje voor hoogbegaafde kinderen
Steeds vaker gaan er stemmen op om ook hoogbegaafde leerlingen een zogenoemd rugzakje toe te kennen. Dit rugzakje is de metafoor voor een persoonsgebonden budget welke wordt toegekend aan kinderen met een mentale of fysieke handicap of een psychiatrische stoornis welke zich uit in ernstige leer- en/of gedragsproblemen.
De kloof in samenhang met intelligentie
Wanneer men het heeft over de kloof in samenhang met intelligentie, heeft men het over een verschil tussen de verbale en performale capaciteiten van een kind. En dan bedoelt men dat het verschil tussen het verbale en het performale IQ meer dan 12 punten bedraagt. Er wordt ook allerlei gedrag toegeschreven aan deze kloof. Op grond van dit gedrag laat men soms kinderen testen om vast te kunnen stellen hoe groot de kloof is. Soms is er van een kloof dan helemaal geen sprake, andere keren blijkt er inderdaad sprake te zijn van de veronderstelde kloof. Het is dan belangrijk om te onderzoeken waardoor die kloof veroorzaakt wordt.
Men spreekt van een v/P kloof wanneer de verbale score lager is dan de performale en men spreekt van een V/p kloof wanneer de performale score belangrijk lager uitviel dan de verbale. Bij hoogbegaafde kinderen lijkt het vaker voor te komen dat de performale score lager is dan de verbale. Daarom zal dat eerst aan de orde komen. Er wordt dan ingegaan op de vraag wat een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn voor die lagere performale score.
De performale score kan gedrukt worden wanneer een kind erg perfectionistisch is ingesteld. Juist omdat bij die onderdelen de klok een grote rol speelt en dat bemerkt het kind zelf ook. Wanneer een kind erg faalangstig is, kan dat ook een negatieve invloed hebben op de performale score, want het kind kan daarbij volledig blokkeren, vaak ook weer vanwege die klok.
Kinderen die er moeite mee hebben om onder druk te presteren kunnen geblokkeerd raken wanneer ze bemerken dat er een stopwatch wordt gehanteerd. Ook op school kan het zijn dat dit kind niet goed kan presteren onder druk. Het gewone schoolwerk is allemaal prima in orde, maar toetsen, repetities en overhoringen worden vaak veel minder goed gemaakt dan verwacht zou kunnen worden op grond van de resultaten van het gewone schoolwerk.
De performale onderdelen van een test kunnen niet geoefend worden. Doolhoven heeft het kind wellicht vaker gemaakt, maar voor de rest is het allemaal onbekend en dan kan het kind ook niet zelf controleren, niet zelf weten of iets goed of fout is. Dat kan gevoelens van onzekerheid teweeg brengen.
Die onzekerheid kan een lagere score veroorzaken. Het mechanisme van perfectionisme, faalangst en onderpresteren kan tijdens het afnemen van de test een verlammende invloed hebben op het kind. En net als op school kunnen de resultaten dan flink tegenvallen. Allemaal psychologische oorzaken dus waardoor een in potentie hoogbegaafd kind op de performale onderdelen laag kan scoren. De test kan dan toch goed geïnterpreteerd worden wanneer men er achter komt waardoor het kind performaal zoveel lager scoort dan verbaal.
Een andere reden waardoor een kind performaal belangrijk lager kan scoren dan verbaal, is gelegen in de sensomotorische ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling niet goed is verlopen kan dat van invloed zijn op veel cognitieve processen. Naast fysieke onhandigheid is het kind ook niet goed in staat tot het automatiseren van allerlei processen.
Dat gaat op voor motorische vaardigheden, maar ook voor cognitieve vaardigheden zoals de beroemde dan wel beruchte tafels van vermenigvuldiging. Het denken en handelen lijkt niet goed op elkaar afgestemd te zijn. Het kind weet heel veel, maar kan dat wat hij/zij weet niet in handelen omzetten. Dit kan zich vertalen in een lagere performale dan verbale score. Vaak is het zo dat sensomotorische integratie therapie verbetering in de situatie brengt. Wanneer men dan na verloop van tijd nog eens test, kan blijken dat de kloof veel minder breed is geworden.
Er kan ook een ontwikkelingsstoornis ten grondslag liggen aan een lagere performale dan verbale score. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan NLD (dit is een niet verbale leerstoornis). Wanneer men naast de V/p kloof opmerkt dat een kind onder andere een laag tempo heeft, weinig initiatief vertoont, veel driftbuien heeft, lui aangelegd lijkt te zijn, weinig ondernemend is, dan kan het heel goed zijn dat het gaat om een kind met een ontwikkelingsstoornis zoals NLD. Wanneer een grote discrepantie tussen de verbale en performale score samengaat met leer- en of gedragsproblemen, is het daarom altijd van belang om verder te diagnosticeren.
Het kan voor het kind erg nadelig zijn wanneer men ervan uit gaat dat het hoogbegaafd is, maar met een kloof, terwijl er sprake is van een heuse ontwikkelingsstoornis. Een kind met bijvoorbeeld NLD heeft een heel aanpak nodig dan een hoogbegaafd kind dat om welke reden dan ook lager heeft gescoord op de performale onderdelen van een test.
Een kind met NLD heeft veel oefening en herhaling nodig. Wanneer men dan denkt dat het om een hoogbegaafd kind gaat dat te weinig uitdaging krijgt en daarom minder moet oefenen en herhalen en waar men moeilijker werk aan moet geven, een kind dat misschien zelfs moet versnellen, dan maakt men een kapitale vergissing en die gaat ten koste van het kind. Net zo’n kapitale vergissing als wanneer men een hoogbegaafd kind eindeloos laat oefenen, veel laat herhalen en aanspreekt op een te laag cognitief niveau.
Voor de duidelijkheid, bij NLD gaat het vaak om kinderen die een heel vlotte ontwikkeling doormaken totdat ze een jaar of vier zijn en naar school gaan. Ze zijn vooral verbaal ingesteld, kunnen vaak al op jonge leeftijd heel goed praten, ook moeilijke woorden en uitdrukkingen gebruiken, maar… bij goede observatie bemerkt men dat het om papegaaien gaat, niet om creatief taalgebruik. Deze kinderen zijn vaak later met de motorische ontwikkeling en ze tonen weinig initiatief en zijn weinig ondernemend. Ze lijken erg gehoorzaam te zijn, maar dat komt dan vooral doordat ze zich letterlijk houden aan wat hen gezegd is, dus zegt men: “blijf hier zitten” dan komt het kind nooit meer van z’n plek, tenzij het hem/haar gezegd wordt.
NLD is een stoornis in/van de hersenen. Aan de rechterkant van de hersenen bevindt zich te weinig witte stof en die witte stof is nodig om te kunnen automatiseren. Na het automatiseren gaat het naar de rechterhersenhelft. Dat is even heel simplistisch voorgesteld. Bij NLD moet een kind dus heel veel oefenen om zich vaardigheden eigen te maken. Dat gaat op voor motorische vaardigheden zoals lopen, fietsen, veters strikken, aan- en uitkleden enz. Maar dat gaat ook op voor het leren van letters en woorden, de tafels enz. enz. Wanneer een kind dan iets heeft geleerd, dan zit het er ook goed in, want de rechterhersenhelft is in orde.
Zie hier het gevaar wanneer een kloof ten onrechte wordt gezien als een uiting van hoogbegaafdheid. Dan worden er wel erg hoge eisen gesteld aan een kind en dan kan het wel eens helemaal mis gaan. Dan wordt een kind steeds driftiger, krijgt het leer- en/of gedragsproblemen, wordt het erg onzeker van zichzelf en daarbij lijkt men maar steeds te verwachten dat dit kind het wel kan wanneer het maar zou willen. Wanneer men dan ook nog het oefenen en herhalen achterwege laat, dan wordt het voor dit kind allemaal wel erg moeilijk gemaakt.
Men kan zich afvragen of een kloof een uiting is van een bepaald temperament of karakter, of dat een kloof een symptoom is van een psychologisch probleem of van een ontwikkelingsstoornis.
Men kan zich ook afvragen of de kloof een oorzaak is voor bepaalde leer- en/of gedragsproblemen, of juist het gevolg. Daar waar de kloof op zich de oorzaak is van de problemen is er wellicht sprake van een ontwikkelingsstoornis en daar waar de kloof het gevolg is van leer- en/of gedragsproblemen is er wellicht sprake van een psychologisch probleem.