Wanneer men het heeft over de kloof in samenhang met intelligentie, heeft men het over een verschil tussen de verbale en performale capaciteiten van een kind. En dan bedoelt men dat het verschil tussen het verbale en het performale IQ meer dan 12 punten bedraagt. Er wordt ook allerlei gedrag toegeschreven aan deze kloof. Op grond van dit gedrag laat men soms kinderen testen om vast te kunnen stellen hoe groot de kloof is. Soms is er van een kloof dan helemaal geen sprake, andere keren blijkt er inderdaad sprake te zijn van de veronderstelde kloof. Het is dan belangrijk om te onderzoeken waardoor die kloof veroorzaakt wordt.
Men spreekt van een v/P kloof wanneer de verbale score lager is dan de performale en men spreekt van een V/p kloof wanneer de performale score belangrijk lager uitviel dan de verbale. Bij hoogbegaafde kinderen lijkt het vaker voor te komen dat de performale score lager is dan de verbale. Daarom zal dat eerst aan de orde komen. Er wordt dan ingegaan op de vraag wat een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn voor die lagere performale score.
De performale score kan gedrukt worden wanneer een kind erg perfectionistisch is ingesteld. Juist omdat bij die onderdelen de klok een grote rol speelt en dat bemerkt het kind zelf ook. Wanneer een kind erg faalangstig is, kan dat ook een negatieve invloed hebben op de performale score, want het kind kan daarbij volledig blokkeren, vaak ook weer vanwege die klok.
Kinderen die er moeite mee hebben om onder druk te presteren kunnen geblokkeerd raken wanneer ze bemerken dat er een stopwatch wordt gehanteerd. Ook op school kan het zijn dat dit kind niet goed kan presteren onder druk. Het gewone schoolwerk is allemaal prima in orde, maar toetsen, repetities en overhoringen worden vaak veel minder goed gemaakt dan verwacht zou kunnen worden op grond van de resultaten van het gewone schoolwerk.
De performale onderdelen van een test kunnen niet geoefend worden. Doolhoven heeft het kind wellicht vaker gemaakt, maar voor de rest is het allemaal onbekend en dan kan het kind ook niet zelf controleren, niet zelf weten of iets goed of fout is. Dat kan gevoelens van onzekerheid teweeg brengen.
Die onzekerheid kan een lagere score veroorzaken. Het mechanisme van perfectionisme, faalangst en onderpresteren kan tijdens het afnemen van de test een verlammende invloed hebben op het kind. En net als op school kunnen de resultaten dan flink tegenvallen. Allemaal psychologische oorzaken dus waardoor een in potentie hoogbegaafd kind op de performale onderdelen laag kan scoren. De test kan dan toch goed geïnterpreteerd worden wanneer men er achter komt waardoor het kind performaal zoveel lager scoort dan verbaal.
Een andere reden waardoor een kind performaal belangrijk lager kan scoren dan verbaal, is gelegen in de sensomotorische ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling niet goed is verlopen kan dat van invloed zijn op veel cognitieve processen. Naast fysieke onhandigheid is het kind ook niet goed in staat tot het automatiseren van allerlei processen.
Dat gaat op voor motorische vaardigheden, maar ook voor cognitieve vaardigheden zoals de beroemde dan wel beruchte tafels van vermenigvuldiging. Het denken en handelen lijkt niet goed op elkaar afgestemd te zijn. Het kind weet heel veel, maar kan dat wat hij/zij weet niet in handelen omzetten. Dit kan zich vertalen in een lagere performale dan verbale score. Vaak is het zo dat sensomotorische integratie therapie verbetering in de situatie brengt. Wanneer men dan na verloop van tijd nog eens test, kan blijken dat de kloof veel minder breed is geworden.
Er kan ook een ontwikkelingsstoornis ten grondslag liggen aan een lagere performale dan verbale score. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan NLD (dit is een niet verbale leerstoornis). Wanneer men naast de V/p kloof opmerkt dat een kind onder andere een laag tempo heeft, weinig initiatief vertoont, veel driftbuien heeft, lui aangelegd lijkt te zijn, weinig ondernemend is, dan kan het heel goed zijn dat het gaat om een kind met een ontwikkelingsstoornis zoals NLD. Wanneer een grote discrepantie tussen de verbale en performale score samengaat met leer- en of gedragsproblemen, is het daarom altijd van belang om verder te diagnosticeren.
Het kan voor het kind erg nadelig zijn wanneer men ervan uit gaat dat het hoogbegaafd is, maar met een kloof, terwijl er sprake is van een heuse ontwikkelingsstoornis. Een kind met bijvoorbeeld NLD heeft een heel aanpak nodig dan een hoogbegaafd kind dat om welke reden dan ook lager heeft gescoord op de performale onderdelen van een test.
Een kind met NLD heeft veel oefening en herhaling nodig. Wanneer men dan denkt dat het om een hoogbegaafd kind gaat dat te weinig uitdaging krijgt en daarom minder moet oefenen en herhalen en waar men moeilijker werk aan moet geven, een kind dat misschien zelfs moet versnellen, dan maakt men een kapitale vergissing en die gaat ten koste van het kind. Net zo’n kapitale vergissing als wanneer men een hoogbegaafd kind eindeloos laat oefenen, veel laat herhalen en aanspreekt op een te laag cognitief niveau.
Voor de duidelijkheid, bij NLD gaat het vaak om kinderen die een heel vlotte ontwikkeling doormaken totdat ze een jaar of vier zijn en naar school gaan. Ze zijn vooral verbaal ingesteld, kunnen vaak al op jonge leeftijd heel goed praten, ook moeilijke woorden en uitdrukkingen gebruiken, maar… bij goede observatie bemerkt men dat het om papegaaien gaat, niet om creatief taalgebruik. Deze kinderen zijn vaak later met de motorische ontwikkeling en ze tonen weinig initiatief en zijn weinig ondernemend. Ze lijken erg gehoorzaam te zijn, maar dat komt dan vooral doordat ze zich letterlijk houden aan wat hen gezegd is, dus zegt men: “blijf hier zitten” dan komt het kind nooit meer van z’n plek, tenzij het hem/haar gezegd wordt.
NLD is een stoornis in/van de hersenen. Aan de rechterkant van de hersenen bevindt zich te weinig witte stof en die witte stof is nodig om te kunnen automatiseren. Na het automatiseren gaat het naar de rechterhersenhelft. Dat is even heel simplistisch voorgesteld. Bij NLD moet een kind dus heel veel oefenen om zich vaardigheden eigen te maken. Dat gaat op voor motorische vaardigheden zoals lopen, fietsen, veters strikken, aan- en uitkleden enz. Maar dat gaat ook op voor het leren van letters en woorden, de tafels enz. enz. Wanneer een kind dan iets heeft geleerd, dan zit het er ook goed in, want de rechterhersenhelft is in orde.
Zie hier het gevaar wanneer een kloof ten onrechte wordt gezien als een uiting van hoogbegaafdheid. Dan worden er wel erg hoge eisen gesteld aan een kind en dan kan het wel eens helemaal mis gaan. Dan wordt een kind steeds driftiger, krijgt het leer- en/of gedragsproblemen, wordt het erg onzeker van zichzelf en daarbij lijkt men maar steeds te verwachten dat dit kind het wel kan wanneer het maar zou willen. Wanneer men dan ook nog het oefenen en herhalen achterwege laat, dan wordt het voor dit kind allemaal wel erg moeilijk gemaakt.
Men kan zich afvragen of een kloof een uiting is van een bepaald temperament of karakter, of dat een kloof een symptoom is van een psychologisch probleem of van een ontwikkelingsstoornis.
Men kan zich ook afvragen of de kloof een oorzaak is voor bepaalde leer- en/of gedragsproblemen, of juist het gevolg. Daar waar de kloof op zich de oorzaak is van de problemen is er wellicht sprake van een ontwikkelingsstoornis en daar waar de kloof het gevolg is van leer- en/of gedragsproblemen is er wellicht sprake van een psychologisch probleem.